Hugo Bouter
‘alle vlees is gras, en al zijn schoonheid is als de bloem des velds…Het gras verdort, de bloem vervaagt, maar het Woord van onze God staat voor altijd’. Jesaja 40: 6-8 (NKJV)
het gras verwelkt
de Bijbel gebruikt het beeld van gras om de sterfelijkheid en de vergankelijkheid van de mens te illustreren, die door God werd gevormd uit het stof van de grond (Gen.2:7; 3:19). Het is een beeld van de broosheid van het menselijk leven. Het gras verdort als de verzengende oostenwind erover waait. De bloem vervaagt als de adem van de Heer erop blaast. Evenzo zijn onze levens kort en keren we terug tot stof op het moment dat God verordend heeft (Eccl. 3:20; 12:7). Niets blijft zelfs over van de schoonheid en aantrekkelijkheid van het menselijk leven. Jesaja zegt dat het vervaagt als een bloem.
de profeet was niet de eerste die dit opmerkte. Job trok dezelfde parallel: ‘Man Geboren uit vrouw is van enkele dagen en vol problemen. Hij komt voort als een bloem en vervaagt ‘ (Job 14: 1,2). En er zijn meer geschriften die dezelfde vergelijking maken.
het getuigenis van de Psalmen
de Psalmen bevatten een duidelijk getuigenis van deze waarheid. Mozes gebruikte de afbeelding in Psalm 90, en David in Psalm 103. Deze Psalmen verwijzen ook naar de vroege hoofdstukken van het boek Genesis. De mens is sterfelijk, van stof gemaakt en tot stof teruggebracht. Gevallen mens wordt verteerd door Gods toorn. Mozes ervoer dit toen de opstandige mensen in de woestijn keer op keer werden getroffen door Gods oordelen. ‘S morgens waren ze als gras dat groeit, maar’ s avonds werd het omgehakt en verdord. Ze werden verteerd door Gods woede. Toch stelde Mozes zijn hoop op Gods mededogen, zijn barmhartigheid, zijn werk, zijn heerlijkheid en zijn schoonheid, om de werken van hun handen te bevestigen. Dit is ook de tenor van Psalm 103. David verheerlijkt Gods goedheid die de kwetsbaarheid en vergankelijkheid van de mensheid overstijgt: ‘want Hij kent ons kader; hij herinnert zich dat wij stof zijn. En de mens, zijn dagen zijn als gras; als een bloem des velds, alzo bloeit hij. Want de wind gaat over haar heen, en zij is verdwenen, en haar plaats gedenkt haar niet meer. Maar de barmhartigheid van de Heer is van eeuwigheid tot eeuwigheid ‘(vv. 14-17).Het valt ons op dat het beeld van het gras ook wordt gebruikt in de voorgaande Psalm, die spreekt over het lijden van Christus en zijn verheerlijking aan Gods rechterhand: ‘mijn hart is getroffen en verdord als gras … vanwege uw grimmigheid en uw grimmigheid; want gij hebt mij opgeheven, en mij verstoten. Mijn dagen zijn als een schaduw die langer wordt, en ik verdort als gras ‘(Psa. 102:4,10,11). Deze Psalm heeft een duidelijke Messiaanse betekenis, zoals wordt bevestigd door de brief aan de HebreeĆ«rs (vgl. Heb. 1: 10-12 met Psa. 102: 25-27). De dagen van onze Heer op aarde werden verkort, en hij werd weggenomen in het midden van zijn dagen. Zijn leven werd plotseling afgesneden en hij verdorde weg als gras, maar dit gebeurde omdat hij onze plaats op het kruis van Golgotha innam en Gods verterende toorn onderging. Het prachtige antwoord op zijn vernedering was dat hij uit de dood werd opgewekt en een ereplaats kreeg aan de rechterhand van de Majesteit in den hoge. Hij is dezelfde en zijn jaren zullen niet falen. De verrezen Heer is het eeuwige Woord, De Schepper van hemel en aarde. Hij blijft eeuwig hetzelfde, en dat heeft ook voor ons belangrijke gevolgen. Het resulteert in een betere toekomst voor ons dan verwelken als gras.Jesaja 40 vertelt ons duidelijk dat het gras verwelkt, de bloem vervaagt, ‘maar het woord van onze God staat voor altijd’. Dit is hetzelfde contrast dat we zagen in Psalm 102. we zien de onvergankelijkheid van Gods blijvende woord in tegenstelling tot de verdorvenheid van de mens. Gods Woord blijft. En het is werkelijk Christus zelf, het eeuwige Woord, want hij is gisteren, vandaag en in eeuwigheid dezelfde (Hebr. 13:8). Immers, de profeet Jesaja behandelt zijn eerste en tweede advent, en het werk van de voorloper, Johannes de Doper (vers 3). Christus blijft tot in eeuwigheid, ook al moet zijn weg door het dal des doods gaan. Hij is dezelfde, zelfs als hij in Gods verterende oordeel de plaats van zijn volk moet innemen. Hij staat voor altijd en hij voedt zijn kudde als een herder. Hij is de Goede Herder die zijn leven gaf voor de schapen (vers 11; Johannes 10:11).
citaten uit het Nieuwe Testament
deze passage uit Jesaja 40 wordt twee keer Geciteerd in het Nieuwe Testament, zowel door Jakobus als door Petrus. Jakobus past het vooral toe op de rijken, omdat de rijke man zal voorbijgaan als een bloem van het veld. Hij zal plotseling vervagen in zijn achtervolgingen bij de komst van de Heer, want de rechter staat aan de deur (Jas. 1:10,11; 5:9).Petrus herinnert ons opnieuw aan het contrast dat we al besproken hebben: het verschil tussen de eerste mens en de tweede mens, de Heer uit de hemel. Petrus spreekt over de nieuwe geboorte, ‘niet uit vergankelijk zaad, maar onvergankelijk, door het woord van God, dat leeft en blijft tot in eeuwigheid’. En dan citeert hij uit Jesaja 40: ‘want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen als de bloem van het gras. Het gras verdort en zijn bloem valt weg, maar het woord des Heren blijft in der eeuwigheid ” (1 Petr. 1:23-25).Terwijl de natuurlijke mens verdort als het gras, en vergaat in de dag des oordeels, is er leven en hoop voor de christen. Hij is wedergeboren door het Woord van God dat leeft en eeuwig doorstaat. Hij heeft het eeuwige leven ontvangen door het geloof in de Zoon van God. Hij heeft een nieuwe natuur, niet die van de oude mens die geheel verdorven was en gekruisigd met Christus, maar die van Gods levende en blijvende woord. De gelovige toont de kenmerken van de bron waaruit hij zijn leven ontleent. Hij is geboren uit water en geest. God heeft nieuw leven in hem geplant door Zijn Woord en geest. Ja, Hij heeft het eeuwige leven ontvangen van Christus, het Woord van God, en zal niet komen in het oordeel.De conclusie van dit alles is dat de christen niet langer wordt gekenmerkt door de sterfelijkheid van de eerste mens, die zo opvallend wordt afgebeeld door het gras dat verdort. De christen is een deelgenoot geworden van de goddelijke natuur (2 Pet. 1:4). Net als Peter, hij krijgt zijn leven van de rots: Christus, de Zoon van de levende God (Matt. 16:16-18). We zijn verenigd met hem, degene die dood was, maar voor altijd leeft. Als de Heer blijft, zullen onze lichamen terugkeren tot stof, maar ze zullen onvergankelijkheid en onsterfelijkheid aandoen en weggerukt worden van de macht van de dood ver van het rijk van de dood en corruptie als hij komt en ons naar zichzelf brengt in zijn eigen glorie. Zo zullen wij altijd met hem zijn.