toen u Jezus accepteerde als uw Redder en Heer, sloot u zich aan bij Gods familie. Je werd een van zijn kinderen, en je kreeg dezelfde rechten en privileges die Jezus heeft. Romeinen 8: 17, NKJV, verwijst naar u als een “gezamenlijke erfgenaam” met Jezus. Wat een krachtige beschrijving! Je bent niet langer een zondaar die door genade wordt gered; je bent een gezamenlijke erfgenaam met Jezus, die is opgewekt om de zaken van de Vader te doen. En je hebt werk te doen. Natuurlijk kun je niet eens beginnen effectief te zijn in wat God je geroepen heeft te doen totdat je jezelf ziet zoals God jou ziet.
denk er eens over na. Als je in een geestelijke hoek krimpt, zul je dan echt klaar zijn om uit te gaan in de kracht en het gezag van Jezus Christus, klaar om het Woord van God aan de verlorenen te nemen, te geloven voor genezing voor pijn, en te staan tegen het werk van de vijand? Nee, als je jezelf ziet als een zondaar die op een dag nauwelijks door de poorten van de hemel zal kruipen, dan zul je jezelf zien als machteloos en onwaardig van de autoriteit die Jezus stierf om je te geven.
kijk eens naar deze verzen over uw positie als kind van God:
-
Efeziërs 1: 5: “God heeft van te voren besloten ons in zijn eigen familie te adopteren* door ons tot zich te brengen door Jezus Christus. Dit is wat hij wilde doen, en het gaf hem veel plezier.”
-
Galaten 4: 5-7: “God heeft hem gezonden om vrijheid te kopen voor ons die slaven van de wet waren, zodat hij ons als zijn eigen kinderen kon aannemen. En omdat wij zijn kinderen zijn, heeft God de geest van zijn zoon in onze harten gezonden, en ons gevraagd om uit te roepen: ‘Abba, Vader.’Nu ben je niet langer een slaaf, maar Gods eigen kind. En omdat je zijn kind bent, heeft God je zijn erfgenaam gemaakt.”
-
Johannes 1: 12: “maar allen, die hem geloofden en hem aanvaardden, gaf hij het recht kinderen Gods te worden.”
-
Romeinen 8: 14-19a: “Want allen, die door den Geest Gods geleid worden, zijn kinderen Gods. Jullie hebben dus geen Geest ontvangen die jullie angstige slaven maakt. In plaats daarvan ontving je Gods Geest toen hij je adopteerde als zijn eigen kinderen. Nu noemen we hem: ‘Abba, Vader.’Want zijn geest verbindt zich met onze geest om te bevestigen dat wij Gods kinderen zijn. En aangezien wij zijn kinderen zijn, zijn wij zijn erfgenamen. In feite zijn wij samen met Christus erfgenamen van Gods heerlijkheid.”
*nadruk toegevoegd
denk nu na over de waarheid van die geschriften. Je was:
-
Gelukkig geadopteerd door God
-
gemaakt om een van zijn kinderen te zijn
-
vervuld met Jezus ‘ geest
-
bevrijd van slavernij
-
gegeven rechten als Gods kind
-
maakte een erfgenaam.
besef dat adoptie historisch gezien een zeer ernstig onderwerp was. Om geadopteerd te worden, vooral in een koninklijke familie, betekende dat het kind dezelfde rechten, naam en erfenis zou krijgen als de bloedkinderen. Families gaven dat voorrecht niet lichtvaardig. Ze werkten om de afstamming van families te behouden zodat koninklijk bloed door elke opvolger stroomde.
maar God heeft dat opzij gezet.
God maakte een weg voor iedere persoon—Jood en niet—Jood-om deel te nemen aan zijn erfenis. En wat een erfenis is het! God gaf deze erfenis niet zodat je in de hoek zou krimpen en weigerde contact met hem te maken. Hij gaf deze erfenis niet zodat je steeds opnieuw zou herhalen (verbaal of mentaal): “ik ben niet waardig, ik ben niet waardig.”En Hij gaf deze erfenis niet zodat je zou weigeren om je rechten op te eisen, zeggende, “Oh nee, dat zou ik nooit kunnen doen. Ik ben gewoon een zondaar gered door genade. Ik ga hier gewoon zitten, neem wat er op mijn pad komt en ben tevreden.”Neen, uw vader heeft u een koninklijk erfdeel gegeven, opdat gij” haastelijk de taken zoudt kunnen uitvoeren, die ons zijn opgedragen door hem, die ons gezonden heeft ” (Johannes 9:4).
dus, ontdoe je van de religieuze houding die zegt dat je een zondaar bent gered door genade. Begin jezelf te zien als een kind van de Allerhoogste God—een gemeenschappelijke erfgenaam met Jezus-die “het verlangen en de macht heeft om te doen wat hem behaagt” (Filippenzen 2:13)!