het concept van evidence-based education werd in toenemende mate gebruikt in onderwijsinstellingen en kwam meerdere malen naar voren tijdens de recente workshop getiteld “Putting Research Into Action: Bridging Research and Teaching”, die op 18 en 19 juni 2018 werd gehouden in Science Po. Hoe wordt dit begrip gedefinieerd en op welke onderzoeksmethoden wordt het toegepast? Hoe bevordert deze aanpak een effectieve en innovatieve pedagogie? Na een kort overzicht van de geschiedenis van het concept, zal dit artikel beschrijven hoe evidence-based onderwijs kan worden ondersteund door bepaalde onderzoeksmethoden, hoe het kan bijdragen aan het oplossen van educatieve problemen, evenals de mogelijke grenzen.
een benadering geïnspireerd door de wereld van de geneeskunde
de evidence-based benadering is ontstaan in de medische sfeer. In 1747, toen veel medische technieken, zoals bloeden, nog gebaseerd waren op oude tradities, leidde een jonge arts genaamd James Lind de eerste klinische proef aan boord van een fregat. Scheurbuik, een veel voorkomende ziekte op schepen, was het aanrichten van ravage op zeelieden. Om ze te genezen, had James Lind het ingenieuze idee om verschillende matrozen verschillende behandelingen te geven. Door te observeren hoe hun gezondheid verbeterde of verslechterde, was hij in staat om onderscheid te maken tussen de behandelingen die werkten en de behandelingen die niet werkten, en vooral om te ontdekken dat het de zeelui waren die Sinaasappels en citroenen aten die het meest succesvol waren genezen. Als de link tussen scheurbuik en vitamine C-deficiëntie pas in 1914 werd gelegd, hielp James Linds werk niettemin de praktijk van willekeurige klinische testen uit te breiden, die een bron van inspiratie werd in vele onderzoeksgebieden.
een wetenschappelijke methode
het concept van evidence-based education houdt in dat in plaats van te vertrouwen op oude tradities en instellingen, pedagogiek moet worden geleid door wetenschappelijke principes en rigoureuze onderzoeksmethoden (Pasquineli, 2011). Daarom is deze aanpak sterk afhankelijk van methoden die statistisch verifieerbaar zijn, zoals:
–longitudinale studies (d.w.z. herhaalde observatie van dezelfde variabele over een bepaalde duur, waardoor de onderzoeker een bepaalde populatie kan volgen);
–gerandomiseerde controleproeven (d.w.z. een willekeurige spreiding van deelnemers tussen een controlegroep en een behandelde groep, gevolgd door een vergelijking van de resultaten van de twee groepen);
–meta-analyse (d.w.z. statistische analyses die de resultaten van verschillende onafhankelijke wetenschappelijke studies combineren). Het is belangrijk op te merken dat de betrouwbaarheid van deze methode kan worden verminderd afhankelijk van de kwaliteit van de studies waarop zij is gebaseerd.John Hattie (2008) leidde bijvoorbeeld meer dan 800 meta-analyses op basis van 50.000 studies, waarbij bijna 80 miljoen studenten betrokken waren. De omvang van deze inspanning stelde hem in staat om de effectgrootte (d.w.z. de statistische parameter die de sterkte van een variabele meet in vergelijking met het effect op een controlegroep en een testgroep) van 150 onderwijsstrategieën te berekenen om te evalueren en te identificeren welke het beste functioneerden.
ten slotte kunnen hersenbeeldvormingstechnieken in combinatie met experimentele psychologie ons ook helpen de leermechanica te begrijpen. Het werk van Olivier Houdé (2014) bijvoorbeeld heeft ons in staat gesteld om de essentiële rol van de uitvoerende functie in alle leerprocessen te identificeren. Uitvoerende functie stelt mensen in staat om hun eerste intuïtie te remmen, wat kan leiden tot verkeerd leren, en in plaats daarvan activeert een langzamer, meer doordachte leersysteem. Dankzij het gebruik van functional magnetic resonance imaging (fMRI), ontdekte de onderzoeker dat dit cognitieve inhibitieproces de prefrontale cortex regio ‘ s mobiliseert.
naar een sterkere samenwerking tussen onderzoek en onderwijs?
wanneer de vormgeving van het overheidsbeleid in toenemende mate afhankelijk is van de resultaten van gedragswetenschappelijk onderzoek, vindt dit soort samenwerking ook plaats op het gebied van het onderwijs. Zo heeft het Behavioural Insight Team in het Verenigd Koninkrijk, dat de overheid adviseert, ook een pedagogische gids gepubliceerd, Behavioural Insights for Education – een praktische gids voor ouders, leerkrachten en schoolleiders. De Gids biedt ouders, leerkrachten en schooldirecteuren zowel oefeningen als praktisch advies uit wetenschappelijk onderzoek. In dezelfde geest heeft de Britse regering de Education Endowment Foundation de taak gegeven om beste praktijken in het onderwijs te testen en te verspreiden onder leraren, door hen middelen te bieden die zijn ontleend aan gerandomiseerde controleproeven, kosten-batenanalyses en beoordelingen van wetenschappelijke literatuur.
in Frankrijk is het Fond d ‘ expérimentation pour la Jeunesse (fonds voor tests voor jongeren), opgericht in 2008, verantwoordelijk voor tal van overheidsbeleid op het gebied van onderwijs, waarbij gebruik wordt gemaakt van gerandomiseerde controleproeven om de impact van een bepaalde maatregel te evalueren alvorens deze op grote schaal toe te passen. Het doel van de onlangs opgerichte Wetenschappelijke Adviesraad van het nationale ministerie van Onderwijs, voorgezeten door neurowetenschapper Stanislas Dehaene, is ook de samenwerking tussen onderzoek en onderwijs te bevorderen, met als missie het bevorderen van het besluitvormingsproces in het onderwijsbeleid door het gebruik van wetenschappelijke gegevens. Na een overzicht te hebben gegeven van het huidige onderzoek naar hoe we leren lezen en schrijven, publiceerde het ministerie van Onderwijs een gids voor leraren getiteld “Pour enseigner la lecture et l ‘écriture au C. P” (“leading and Writing in Year Two,” 2018). Op basis van het werk van Stanislas Dehaene (2007), onder andere, benadrukt deze gids het belang van het “systematisch onderwijs van de correlatie tussen grafieken en fonemen” (“l’ enseignement systématique des correspondances graphèmes-phonèmes”), met andere woorden, de associatie tussen een letter of een groep letters en een klank. Een paar jaar geleden publiceerden Stanislas Dehaene en zijn collega ‘ s (2011) een boek getiteld Learn to Read: From Cognitive Science to the Classroom, om hun resultaten toegankelijker en gemakkelijker te maken voor de professoren in hun dagelijks werk.
Evidence-based education and effectiveness: nuances to be considered
voor Agnès Van Zanten (2006) is de bestaande relatie tussen bewezen wetenschappelijke feiten en openbaar onderwijsbeleid complex en roept verschillende vragen op: wiens bewijs? Waarom? Voor wie en onder wiens controle? Zij beveelt daarom aan om kennisuitwisseling en dialoog tussen onderzoekers, toezichthouders en docenten te bevorderen (van Zanten, in Schuller, 2006).
als de rol van de wetenschap beschrijvend moet zijn in plaats van prescriptief, moet worden gezegd dat de wetenschap nog steeds een beter begrip van de samenleving en het menselijk gedrag mogelijk maakt en aldus beleidsbeslissingen van de overheid kan verduidelijken (Pasquinelli, 2011). Om de toepassing van pedagogische innovaties en de verwezenlijking van reële vooruitgang te bevorderen, is het dus van essentieel belang de samenwerking tussen onderzoek en onderwijs te bevorderen.
dit is de reden waarom het nuttig zou kunnen zijn om over te gaan van op bewijzen gebaseerde praktijk naar op praktijk gebaseerd bewijs. Als deze chiasmus het belang onderstreept van het vermengen van theorieën en praktijken, dan toont het ook het gevaar aan vast te zitten in een vicieuze cirkel, of in ieder geval benadrukt het hoe traag het proces zou kunnen zijn—van A naar B dan van B naar A—voordat effectieve innovaties kunnen worden ingevoerd. Het onderzoek van het onderzoeksteam van Abdul Latif Jameel, Poverty Action Lab (2017) toonde aan hoe moeilijk het kan zijn om effectief in te grijpen op een school. Het was pas na vijf gerandomiseerde controleproeven tussen 2001 en 2014 dat het team erin slaagde om van een succesvol experiment over te stappen op een grootschalige implementatie. Deze implementatietijd is echter niet per se synchroon met die van beleidsvorming, wat ons laat zien dat verbeteringen in het onderwijs minder een kwestie van techniek zijn dan een kwestie van politieke wil (Duflot 2018).
Manon BERRICHE is a student at the School of Public Affairs at Sciences Po specialising in Digital, New Technology & Public Policy, and at the Center for Research and Interdisciplinarity (CRI). Manon is currently doing a research internship with Science Po's Active Pedagogy Lab.
Banerjee, Abhijit, Rukmini Banerji, James Berry, Esther Duflo, Harini Kannan, Shobhini Mukerji, Marc Shotland en Michael Walton. 2017. “Van Proof of Concept naar schaalbaar beleid: Uitdagingen en oplossingen, met een toepassing. “Journal of Economic Perspectives, 31 (4): 73-102. https://doi.org/10.3386/w22931
Dehaene, S. (2007). De neuronen van het lezen: de nieuwe wetenschap van het lezen en het leren ervan. Odile jacob.
Dehaene, S. (2011). Leren lezen: van cognitieve wetenschap naar de klas. Odile Jacob.
Duflot, E. (2018). De rol van experimenten in het onderwijs. Collège de France.
Hattie, J. (2008). Zichtbaar leren: een synthese van meer dan 800 meta-analyses met betrekking tot prestatie. London : routledge.
Houdé, O. (2014). Apprendre à résister (Verzamelmanifestes). Parijs: Le Pommier (96 p.). – Grand Prix de l ‘ Académie française 2015.O ‘ Reilly, F., Chande, R., Groot, B., Sanders, M. and Soon, Z. (2017). Behavioural Insights for Education: een praktische gids voor ouders, leerkrachten en schoolleiders. London: Pearson.
Pasquinelli, E. (2011). Kennis‐en Evidence-Based onderwijs: redenen, Trends en inhoud. Mind, Brain, and Education, 5 (4), 186-195.Schuller, T., Jochems, W., Moos, L., & van Zanten, A. (2006). Bewijs en beleidsonderzoek. European Educational Research Journal, 5(1), 57-70.